Ik neem je mee op reis
Nog nooit eerder schreef ik een boek. En dat is goed nieuws. Ik ga namelijk alle fouten maken die je kunt bedenken. Geen idee wat me te wachten staat.
Ik houd van het onbekende. Het ‘niet weten’ is in mijn ervaring een opwindend en krachtig mechanisme. Als je iets voor elkaar wilt krijgen, als je verantwoordelijk wilt zijn voor iets – wat dan ook – dan is het ‘niet weten’ een geweldige motor om vooruit te gaan.
Het naïeve optimisme van de onwetende maakt dat je vol energie het proces aan kunt gaat; op zoek naar de kennis die je nog niet hebt, naar inhoud, naar de zaken die werken én naar zaken die niet werken. Zo krijg je al werkende grip op dat wat je wilt beheersen. En natuurlijk kom je dan ergens anders uit dan waar je oorspronkelijk dacht uit te komen. Dát is vaak ook de winst. En natuurlijk krijg je soms blauwe plekken en natte voeten. So what!
Maak jij wel eens een wandeling in een onbekend gebied zonder detailkaart? In mijn geval – ik ben een wandelaar – gebeurt dat wel eens. Lang niet altijd verstandig, vaak wel verrassend leuk. Vooral na afloop, wanneer je weer veilig thuis bent. Ik heb het dan over: “zullen we een rondje om het meer of die berg maken?” Vaak is het dan zo dat vlak voor het eind van zo’n wandeling – of althans dat zegt je gevoel, je bent er bíjna – dat het pad een paadje en vervolgens geen paadje meer wordt. Struikgewas, wilde dieren of een stuwdam, dat soort barrières kom je dan tegen. Maar terugkeren is opgeven. Ken je dat? En dus neem je de ongebruikelijke alternatieve route, of de illegale. Verboden voor onbevoegden. Propriété privé!
Sinds ons eerste avontuur (lang, lang geleden) in Zuid-Frankrijk zijn Dorine – dat is mijn lief – en ik voorbereid op boze boeren en andere rechthebbers of gezagdragers die aan komen stormen en het recht, de logica én het gezonde verstand aan hun zijde hebben. Met ons aller-charmantste glimlach en de handen wat onhandig gebarend zou één van ons in zo’n geval amateuristisch stamelen: “Nous sommes touristes très naïf!”
Helaas hebben we het tot nu toe nooit in het echt kunnen testen of we ermee weg zouden komen. (In al die jaren was er geen verontwaardigde boer of intimiderende gendarmerie te bekennen. Wel honden – véél honden – everzwijnen en andere grote grazers).
Toch geeft dit ene zinnetje ons in de stress van de zelfgekozen illegaliteit steeds weer een vorm van houvast wanneer we van het pad afwijken.
Nous sommes touristes très naïf is niet meer dan een gimmick, een privézin die alleen bij ons tweeën een glimlach op de lippen brengt. Ik vermoed dat ieder stel geliefden een reeks aan dit soort rituele uitspreken heeft. Bij ons thuis brengt “Aber immer Arthur!” steevast warme gevoelens. Idem met een op een heel specifiek manier uitgesproken “Ooh, nee hè!”.
Pas veel later bedacht ik dat de uitspraak ook een goede metafoor is voor de mentaliteit waarmee ik in het leven wil staan. Moi? Je suis un touriste très naïf.
Liever een onbekend avontuur dan een gekend pad.
Natuurlijk is het zo dat je in deze strategie soms je verlies moet erkennen. Soms loop je een buts op. Soms maak je die wandeling en stuit je op zo’n hoge dam dat je maar één weg kunt nemen: terug. Dat is zo. Dat gebeurt.
So what?
Eerste terzijde, nog voordat ik me goed en wel fatsoenlijk heb voorgesteld
Ik begeleid regelmatig en met plezier sollicitatieprocessen voor leidinggevende functies. Waarom? Omdat ik er in de loop der jaren door schade en schande achter ben gekomen dat die processen op het eind vaak misgaan. Stel. Na een zorgvuldige procedure blijven twee kandidaten over. De één is in al de gesprekken heel overtuigend, komt uit een vergelijkbare sector, kent de klappen van de zweep én heeft ook nog eens een groot netwerk. Ideaal. Dat heeft de andere kandidaat eigenlijk allemaal niet. Zij is echter wel de verrassende ‘runner up’. (Kan ook een man zijn natuurlijk.) Onverwacht geeft deze wat minder ervaren kandidaat, die vaak ook iets jonger is, de commissie enorm veel energie en inspiratie. Er gebeurt écht wat in de gesprekken. Elke keer weer. Daarom komt zij ook zo ver. En dan gaat het mis. In de finale afweging ontstaat er in de commissie een hart-hoofd gesprek:
“Ja, we zouden die energieke kandidaat wel willen. Normaal zouden we dat ook zeker doen.
Maar deze moeilijke tijden …. Een complex verandertraject …
Die ander heeft al zoveel meer gemanaged …Veel weerstand …
Onervarenheid… Netwerk …”
Toch moet je in deze situatie gaan voor het ‘niet weten’. Echt. Iemand komt niet voor niets door al die selectieronden heen. Zo iemand heeft gezond verstand, kan communiceren, heeft charisma én een aanstekelijk inspirerend verhaal. Geef die baan aan haar. Kies niet voor ervaring. Kies voor het niet weten. Echt!
Er gebeurt namelijk iets heel essentieels met zo’n kandidaat wanneer zij zover komt in een procedure. Zij stelt zichzelf één fundamentele vraag: kan en wil ik de verantwoordelijkheid aan? Als het antwoord na zorgvuldig overwegen volmondig “Ja!” is – zonder reserve – is de rest een proces van het in kaart brengen van het ‘niet weten’. En juist die activiteit brengt de noodzakelijke en gewenste verandering teweeg in een organisatie!
De kersverse nieuwe directeur is verantwoordelijk, weet nog niet hoe het moet en kijkt zodoende steeds met frisse ogen naar alles wat beweegt en/of stilstaat.
En de kennis die zij op sommige vlakken daarvoor nodig heeft, die gaat zij zoeken. Mogelijk zelfs op onverwachte plekken.
Steeds weer heb ik directeuren op deze manier zien slagen in het daadwerkelijk veranderen en het inspirerend leiden van een organisatie. Helaas is het omgekeerde ook het geval. Ik ken veel plekken waar gekozen is voor de meer ervaren man/vrouw. Met een crisis als argument. “We kunnen nu écht niet gaan voor onervarenheid”. Het is best choquerend hoe vaak dat dan uiteindelijk niet goed afloopt. Hoe vaak een periode van vier jaar dienstverband niet eens wordt gehaald. Soms zelfs bij lange na niet. Dan blijk zo’n commissie dus vooral een functionaris aangenomen te hebben, of iemand die alleen de vorm kiest (“ik ben een leider”) en die zich niet wezenlijk verbindt aan de inhoud én de organisatie.
CEO
Wie ben ik eigenlijk? Met mijn grote mond en met mijn theorieën.
Wat is van belang om te weten?
Voor nu dit:
Een kleine twintig jaar werkte ik in het theater. Eerst als productieassistent en later als producent in Theater Frascati (Amsterdam). Daar leerde ik een belangrijke wet: inhoud is organisatie. En andersom! Ze vormen de twee kanten van dezelfde medaille.
Ik ben aan de Universiteit van Utrecht opgeleid als dramaturg. Inhoud.
Ik wens iedere aankomende dramaturg toe om na de studie in eerste instantie géén dramaturg, maar juist productieleider te worden. Organisatie.
Niets is in mijn ogen voor een dramaturg, voor een theatermaker zo belangrijk als het kunnen denken en kunnen sturen in complexe processen. En dat leer je in de ‘hands-on’ verantwoordelijkheid van producent vanzelf, vaak op een prettig hardhandige wijze.
Na enkele tussenstappen – die ik voor de vaart van het verhaal maar even laat voor wat ze zijn – heb ik samen met schrijver regisseur Koos Terpstra een kleine tien jaar leiding kunnen geven aan een groot theatergezelschap in Groningen: het Noord Nederlands Toneel.
Met een ensemble van zo’n vijftien (relatief) jonge acteurs en een effectieve en bevlogen organisatie hebben we in die tien jaren meer dan honderd voorstellingen geproduceerd in de meest uiteenlopende genres en op de meest uiteenlopende locaties.
Inhoud is organisatie, én andersom! Dat gold zeker ook voor mijn functioneren bij het NNT; ik was zowel dramaturg van het gezelschap als zakelijk leider. Termen en functie-omschrijvingen die er uiteindelijk niet toe doen. Ik was gewoon (mede)verantwoordelijk. Klaar. En ja, ook ik was zo’n jonge onervaren gast die in zijn werk een sprong van hier tot Tokyo maakte. Wat wist ik veel niet. Om je een beeld te geven. Tot mijn dertigste was het hoogste budget waar ik verantwoordelijk voor was 350.000 gulden. En dat was voor mij dan ook écht een grote productie. Vanaf mijn dertigste was ik plotseling verantwoordelijk voor een begroting van 4,4 miljoen en meer dan 150 medewerkers per jaar in vaste en tijdelijke dienst. Het maakte geen verschil. De mechanismes bleken identiek.
Sowieso heb ik in de afgelopen jaren bij heel veel bedrijven binnen en buiten de kunsten gemerkt dat je niet eens zo heel veel hoeft te weten om goed, inspirerend en effectief leiding te kunnen geven. Tegelijkertijd zijn er maar weinigen die het écht goed kunnen. Er zijn namelijk twee dingen die je wél echt nodig hebt: talent en passie. Talent om te kunnen denken en sturen in proces (waarover later een heel hoofdstuk) en de overtuigende passie en visie dat de organisatie er daadwerkelijk toe doet in de wereld. Op papier lijkt dit een cliché dat iedere leidinggevende zal onderschrijven. In de werkelijkheid zijn dergelijke types schaars. Ze maken echter wel het verschil!
Koos en ik deden onze research en doken als het ware in de geschiedenisboeken. We ontdekten dat alle grote Nederlandse theaterensembles hun artistieke en publieks-hoogtepunten boekten ergens tussen de eerste vijf a tien jaar van hun bestaan. In die periode zie je vaak de hoogste piek. Die analyse – die vaak alleen maar met terugwerkende kracht te maken is – inspireerde ons. Beiden wilden we voorkomen dat theater maken vanuit Groningen ‘zomaar’ werk werd, of routine. In samenspraak met de acteurs besloten we dat we met elkaar in artistieke zin nog genoeg uit te zoeken hadden voor één Kunstenplanperiode van vier jaar (2005-2008) en dat we daarna met zijn allen tegelijkertijd zouden stoppen. Vervolgens zou ieder zijn of haar eigen weg gaan. En zo hebben we het ook gedaan. We hebben de organisatie zoals dat heet ‘artistiek leeg’ opgeleverd waardoor onze opvolgers een geheel nieuw team konden samenstellen.
Ik heb er geen seconde spijt van gehad.
In Groningen voelde ik me volledig op mijn plek. Zó wilde ik theater maken. Zo wilde ik verantwoordelijk zijn. Verantwoordelijk voor alles: zowel voor de plussen als de minnen.Eind 2008 was ik veertig jaar oud. Je weet wat dat doet met mannen.
Ik maakte de balans op.
Onaardig gezegd is de theatersector aan de bedrijfsmatige kant niet zo’n creatieve sector, eerder behoudend. Er draait een vrij stabiele carrousel van ‘usual suspects’; managers die rouleren van directiebaan naar directiebaan. Of ze nu goed functioneren of niet, vreemd genoeg lijkt dat niet zoveel uit te maken.
Ik wilde per se niet gaan behoren tot die carrousel en besloot mezelf constructief in de problemen te brengen. Ik begon een eigen bedrijf. En zo werd ik – met een zekere kwinkslag – CEO van mijn eigen CEO (Creative Executive Office).
De kunst van het ontmoeten
En nu zijn we ruim tien jaar verder en zoek ik in dit boek naar een vorm om de inspirerende ervaringen die ik heb opgedaan met jullie te delen.
CEO heet overigens CEO omdat ik het leidinggeven – in de definitie van verantwoordelijk willen zijn voor het proces – als thema en werkgebied centraal wilde stellen.
Ik ben in eerste instantie begonnen als conflictbemiddelaar en onderhandelaar. Stap voor stap heeft mijn bedrijfje zich ontwikkeld tot een praktijk. Een praktijk waarin ik sparringpartner en procesbegeleider ben van directies en managementteams. De laatste jaren voel ik me overigens vaak meer een psychiater dan een bemiddelaar. En soms functioneer ik eenvoudig als een externe harde schijf of nieuwe processor die even extra kracht geeft om in een lastig proces ergens doorheen te breken.
Regelmatig word ik gevraagd als coach en adviseur. En ik blijf dat gevaarlijke termen vinden. Vooral adviseur. Niets is namelijk zo makkelijk als iets vinden van iets. Een mening hebben is eenvoudig, maar niet erg van belang.
Waar het mij steeds meer om gaat is ‘de kunst van het ontmoeten’. Niets is zo leuk en inspirerend als het kunnen maken van een wezenlijke connectie met een ander. En steeds vaker is precies dát mijn werk. Geweldig!
Je kent vast zelf ook momenten of fases in je leven waarin je ontdekt dat je enorme intensieve dialogen zit te voeren met jezelf – in je eigen hoofd – over een kwestie die je dwars zit of in ieder geval enorm bezig houdt. Die interne dialogen leiden tot ‘kathedralen’ van redeneringen die steeds opnieuw het eigen gelijk proberen te bevestigen. En je blijft maar bouwen omdat een ander stemmetje voordurend neuriet “ben ik nou gek of niet? Ik ben toch niet gek!?” Het is een gevaarlijke bezigheid omdat het fundament van de ‘kathedraal’ steunt op aannames die vaak niet gecheckt zijn en met grote regelmaat zelfs volledig vals blijken te zijn.
Steeds meer geven professionals mij het vertrouwen om zo’n intensieve dialoog met zichzelf aan te gaan, maar dan via mij. En ik ben iemand die niet te beroerd is om in zo’n gesprek al die aannames stuk voor stuk te onderzoeken. “Is dat wel zo?” “Kunnen we onderzoeken of die aannames wel kloppen?” “Kunnen we het perspectief op de kwestie ‘kantelen’ en/of op z’n minst anders – constructiever – definiëren?”
Sleutelwoord in één van de vorige zinnen is vertrouwen. Zonder dat gaat het niet.
Zo probeer ik beweging te krijgen in situaties waarbij stilstand of weerstand wordt ervaren. Een dierbare relatie verwoordde mijn interventies in zijn situatie als volgt: “jij verstaat de kunst van het tijdelijk mee resoneren met de kwestie of het probleem, en dan niet vanuit je eigen perspectief, maar juist vanuit de positie van degene die er verantwoordelijk voor is.” Ik vond het niet alleen een mooi compliment, maar ook een omschrijving waar ik me goed bij voel. Zo wil ik dat het werkt.
Enkele jaren geleden wilde ik nadenken over (het begin) van een groot project. Ik besloot dat al lopend te doen en ik ging dan ook op zoek naar een geschikte lange afstand wandeling. Toen ik ontdekte dat de ferry je in één nacht van IJmuiden naar Newcastle brengt, was het idee snel geboren. Ik loop van mijn huis in Amsterdam naar Edinburgh. Dat is goed te doen in een dag of vijftien, gemiddeld zo’n 25 km per dag.
Ik kan het iedereen aanbevelen.
Wat ik ontdekte was echter een verrassing.
Op de eerste dag was ik compleet vol van mezelf: “wat een goed idee is dit!!” Ik liep te stuiteren. Het ene goede idee na het andere tuimelde in mijn hersens. Ik stapte op dag één om vijf uur op de ferry in IJmuiden en ik had bij wijze van spreken alweer terug kunnen keren naar huis. Mijn opschrijfboekje stond vol aantekeningen.
In de dagen erna gebeurde er iets anders. Ik kwam tot rust en mijn hoofd werd steeds leger en leger. “Oh”, dacht ik naïef, “dit is natuurlijk wat mensen een pelgrimstocht noemen. Leeg worden. Dicht bij jezelf terechtkomen.”
Goed. Fijn.
Het werk zat in die dagen niet in mijn hoofd, maar in mijn lijf. Lopen was mijn dagtaak. Op tijd eten, goed slapen, mijn voeten verzorgen, die zaken hadden prioriteit.
Wanneer je alleen loopt heb je veel aanspraak. Je ziet niet veel mensen, maar de mensen die je ziet openen zich snel voor je. Ze zijn nieuwsgierig naar wie je bent.
En dát gaf me het grootste inzicht tijdens die reis. Je ‘vindt jezelf’ niet door naar binnen te keren. Integendeel. De rust in je hoofd maakt dat je juist onbevangen de wereld in kunt kijken. En die onbevangenheid leidt tot de mooiste ontmoetingen.
Ik vergeet niet snel meer het indrukwekkende gesprek dat ik had met een 90-jarige Schot. Vijf of tien minuten maar. Toen vervolgden we ieder onze weg.
Of de hartverwarmende ontmoeting met de schaapherder en zijn vrouw in de door god verlaten Cheviot Hills. Ik sliep – snurkend, tevreden én vol Whisky – uiteindelijk in op hun logeerkamertje.
Onbevangenheid leidt tot de meest verrassende ontmoetingen. En in die ontmoetingen vind je jezelf. Niet in de leegte.
Dat is wat ik ontdekte.
Ruim tien jaar ontmoeten
Ik schrijf dit ruim tien na jaar mijn ‘midlife-break’ met het theater. Tien inspirerende jaren waarin ik de kunst van het ontmoeten heb proberen te perfectioneren, dienstbaar aan het proces van mijn opdrachtgevers. Ik heb het gevoel dat al die ontmoetingen me inhoudelijk rijker hebben gemaakt; wijzer. Zwervend langs al die organisaties (binnen en buiten de kunsten) heb ik een reeks aan nieuwe ervaringen opgedaan die ik bovenop mijn eigen leidinggevende ervaringen kon stapelen. Ik kreeg (en krijg!) daardoor steeds nieuwe inzichten.
Ik heb vaak een dubbelrol. Ik verbind me enerzijds aan de kwesties in een team en/of van een directeur – ik resoneer mee – en tegelijkertijd blijf ik op afstand in de onafhankelijke rol van de beschouwende ‘therapeut’.
In die intieme vertrouwensrelatie merk ik dat ik vaak gebruik maak van ervaringen en metaforen uit de theaterwereld. Of het nu gaat over het ‘casten’ van het juiste team, het omgaan met weerstand, het kunnen denken in proces, keer op keer blijkt, met name ook bij organisaties buiten de kunsten, dat de theatermetaforen en -inzichten verhelderend werken. Het zijn als het ware universele lessen vanuit de theaterwereld ter bevordering van het plezier in werk en leven.
Dat was dan ook de eerste gedachte die aan dit boek ten grondslag ligt:
“Kan ik die inzichten op een andere manier delen dan alleen in die ontmoetingen één op één?” Voor je ligt mijn poging om precies dat te doen.
Levenskunst als leidraad. Ik heb lang getwijfeld over de serieuze pretentie die doorklinkt in deze titel. Kan het niet een pondje lichter? Ja en nee. Pretentieus wil ik zeker niet zijn, maar wel serieus.
Levenskunst, levensdrift is de slagader van dit boek. Als er één lijn zit in de verschillende hoofdstukken in dit boek, dan is het wel mijn opwinding over de complexiteit en de schoonheid van het leven.
Vele filosofen schreven over ‘het leven als kunstwerk’: Nietsche, Foucault, Socrates. Vandaar de noodzakelijke toevoeging in de ondertitel: een lichtvoetige filosofie. Ik ben geen filosoof. Heb ook geen enkele intellectuele pretentie. Ik probeer niets anders dan in de loop van de jaren steeds beter de ‘kunst van het leven’ te pakken te krijgen. En een paar van die ervaringen die ik heb opgedaan wil ik met jullie delen.
Ter inspiratie. Voor het plezier.
Een filosofie van een wandelaar
Wanneer mensen klem zitten in een routine of in een redenering, probeer ik ze er vaak uit te halen door samen te gaan wandelen. Ik ben een wandelaar. Ik wandel zelf heel graag omdat dat het tempo is waarop mijn denken niet hoeft te stoppen. Ik blijf daardoor aan het werk, zónder actief aan het werk te zijn.
Dat doe ik dus ook met sommige gesprekspartners. Het voordeel van zo’n wandeling is dat je één gesprek kan hebben van laten we zeggen twee uur, terwijl dat gesprek over de hele wereld kan gaan. Toch blijft het één gesprek. Inclusief de zijsprongen, terzijdes en het nog even terugkomen op wat je driekwartier eerder hebt gezegd. Zelfs als je een kwartier zwijgt, blijf je als het ware met elkaar in gesprek.
En precies dát is ook de dynamiek en de structuur van dit boek.
Dat is de uitnodiging aan jou – lezer – wandel met me mee!
Het gevoel van routine breek je overigens vrij eenvoudig door onverwachte spelelementen en/of uitdagingen in te brengen.
Ik geef je een eenvoudig voorbeeld.
Heb je wel eens te maken met een situatie waarbij je tegen een deadline aan zit te hikken van een tekst die je moet schrijven? Je stelt het uit. Je kunt je niet genoeg concentreren. Je zit achter je computer vooral naar de knipperende cursor te kijken. Je recyclet steeds weer oud materiaal. Ken je dat?
De oplossing is eenvoudig. Koop een treinticket retour naar bijvoorbeeld Parijs of Berlijn. Sta vroeg op. De heenreis naar Parijs duurt zo’n drieënhalf uur. Je hebt een stopcontact voor je laptop en briljante bediening brengt je koffie, thee en ontbijt. Zoevend door het landschap heb je zeker drie uur om geconcentreerd te schrijven.
In Parijs maak je een wandeling van twee uur. Je luncht heerlijk, wellicht met een goed glas wijn. Aan het eind van de middag reis je weer terug en dan heb je weer drie uur geconcentreerde tijd.
Ik durf te zweren – en ik weet het uit ervaring – dat die zes uur schrijven in de trein véél effectiever is dan acht uur of meer achter je eigen bureau. Je doet namelijk de hele dag maar één ding. Weg van de routine. Treinreis, wandeling, lunch, ze tellen allemaal bij elkaar op en brengen je tot grotere creativiteit.
Het werkt omdat er geen logica is. Er is geen reden om naar Parijs te gaan.
Waarom zou je het dat toch doen?
Just for the fun of it!
De meeste ideeën krijgen mensen overigens wanneer ze onder de douche staan. Ook belangrijke beslissingen kun je het best nemen onder die waterstralen die je isoleren van de rest van de wereld. Het heeft te maken met de nachtrust die eraan vooraf gaat. Je hersens zijn als het ware opgeschoond en zo ontstaat er in de aangename, warme en veilige situatie van de douchecabine ruimte om bewuste gedachtes en onbewuste associaties op elkaar te laten botsen. Vaak met creatieve inzichten als gevolg.
Een wandeling werkt voor mij op een identieke wijze. Het tempo is zo traag dat ik me min of meer kan afsluiten van de ‘gevaren’ om me heen. Ik kan mijn gedachtes en associaties een duw geven in welke richting ik ook maar wil. Daarom loop ik me ook suf tussen afspraken door. Als het ook maar enigszins kan, laat ik fiets, trein of auto staan. De gesprekken die ik heb – zeker wanneer het gaat over complexe conflicten en/of onderhandelingen – zijn vaak zo intensief dat ze achteraf tijd nodig hebben om te ‘landen’. Ook daarom loop ik graag.
Zo heeft iedereen zijn voorkeuren en ervaringen:
“Onderzoekers ontdekken toilet Luther
Duitse archeologen vermoeden dat zij het privaat hebben ontdekt waarop Maarten Luther in de 16e eeuw zijn hervorming van de katholieke kerk begon. Het stenen privé-kamertje is aangetroffen in een onlangs opgegraven bijgebouw van Luther’s huis in het Oost-Duitse Wittenberg. Dat meldde de Britse omroep BBC vrijdag.
Luther zou zelf hebben gezegd dat hij “in cloaca” (op het toilet) was, toen hij zijn kritiek op de kerk formuleerde. Hij kwam tot de conclusie dat verlossing alleen mogelijk is door het geloof, niet door goede werken. Maarten Luther leed aan verstopping en hij bracht daardoor uren in gepeins verzonken op de wc door. Volgens de wetenschappers is het privaat in de periode 1516-1517 gebouwd. Op 31 oktober 1517 spijkerde Luther zijn 95 stellingen over de kerk op de deur van de kasteelkerk in Wittenberg.”
Bron ANP, za 23 okt 2004
Deze zogenaamde Turmerlebnis, het toreninzicht van Luther prikkelt de fantasie. Het verhaal gaat dat hij als jonge advocaat in opleiding nèt niet door een blikseminslag werd getroffen. Hij maakte door deze klap wel meteen een radicale carrièreswitch. Hij verliet de advocatuur en werd een naar de genade van god zoekende monnik.
Boze tongen beweren dat een tweede blikseminslag – jaren later – zou hebben geleid tot de veelbetekenende Turmerlebnis. Zittend op zijn privétoilet hoog in de toren met zijn geconstipeerde darmen, schijnt hij – ik heb het via via – zo te schrikken van een inslaande donderslag dat hij zijn volledige darminhoud spontaan leegt. Daardoor ontstaat er boven in zijn hoofd ineens ruimte voor een radicaal nieuw inzicht.
Turmerlebnis!
De regels van het spel
Ik schrijf de eerste pagina’s van dit boek in het klooster in Noord Frankrijk. Het is het klooster dat theatermaker Jan Ritsema kocht om een inspirerende internationale werk- en ontmoetingsplek te creëren voor mensen die aan een artistiek, wetenschappelijk of journalistiek project willen werken. Het beheer van dit voormalige klooster was (en is) een krankzinnig en belachelijk groot avontuur met zeer veel beren op de weg, die allemaal behoorlijk gevaarlijk kunnen zijn. Waarom zou je in godsnaam zoiets doen? Wellicht juist vanwege de krankzinnigheid! Soms moet je gewoon te groot durven denken.
Maar goed, ik wilde naar deze plek toe om een begin te maken met het schrijven. Stap één in het spel. Ergens op de muur hangen enkele zelfopgestelde leefregels waar ik me aan wil houden tijdens het schrijven, vooral om te zorgen dat ik energie blijf houden. Eén daarvan is deze: schrijf eerst je verhaal en check pas later de feiten en de citaten. Binnen tien minuten breek ik mijn eigen regel. Ik heb voor het motto van dit boek een citaat van Joseph Campbell in gedachten:
“Life is like arriving late for a movie having to figure out what was going on without bothering everybody with a lot of questions, and then being unexpectedly called away before you find out how it ends.”
Ik kan het citaat echter nergens op mijn harde schijf vinden. Dilemma. Mijn eigen leefregel volgen of toch even op internet checken. Ik besluit niet naar de letter, maar naar de geest van de wet te luisteren: behoud van energie!
Dus surf ik even snel over het net. Ik weet eigenlijk helemaal niet wie Joseph Campbell is. Ergens zie ik staan Amerikaan, geboren 1904.
Ik vind een citatenpagina en ik sla steil achterover. Niet alleen vind ik een citaat dat als motto voor dit boek nóg beter de lading dekt, werkelijk álle citaten van Campbell zijn sterk. Stuk voor stuk. Zo sterk, dat ik ter plekke besluit om later in het boek op ontdekkingsreis te gaan naar de essentie in het leven en denken van deze man die ik nu nog niet ken. Ik smokkel nog iets verder en zie in de lijst van zijn publicaties een boek uit 1991 “Reflections on the Art of Living”. Levenskunst. Oh boy!
Dat is het mooie van het leven zien als een spel (of als een kunstwerk), het brengt je in onverwachte situaties waar verrassende ontmoetingen in het verschiet liggen.
Ik voeg een spelregel toe aan de regels voor dit boek: “wissel de hoofdstukken steeds af met nieuwe ontdekkingsreizen.
Ga ontmoeten. Ga je verbinden. Zoek creativiteit, gekte, passie, ontroering.“
Leuk!
Ik kies ontdekkingreizigers die ik wil bestuderen: Joseph Campbell, Richard Feynman en meer.
Inspirerend!
En nóg beter: ik vraag aan jou lezer of je mij per hoofdstuk ‘blind’ op pad wil sturen naar iemand die ik nog niet ken, met de opdracht dat ik bij je terugkom met een verhaal dat past in mijn lichtvoetige filosofie. Of juist hélemaal niet past.
Kom maar op met je suggesties. Durf (te) groot te denken.
Zo wordt het niet alleen een boek dat terugkijkt, maar ook een reis in het hier en nu. Niet alleen een boek van mij, maar ook dat van jou.
Lijkt me een avontuurlijk spel.
Let’s go!